top of page

In het Ru van Rossem Huis moet de kunstenaarssfeer nog gaan leven. De gangen zijn nog leeg en keurig.

Dan, in de rechtervleugel op de tweede verdieping aan de rechter kant, wordt het toch duidelijk; een kunstenaarshuis. Schilderijen aan de wand. Doeken tegen de muur. Een drieluik, een portret, een soort collage. Veel verschillend werk. Ook staat er veel beeldende kunst. Het nummerbord is een som. Een som die niet klopt, maar de postbode komt toch niet zelf naar boven. En wie voor Harry Vlamings(76) komt, weet meteen waar hij moet zijn. Volg het spoor van kunst.

 

Harry woont samen met zijn vrouw Mary Storh(75).

De deur staat open. Ik roep 'goed volk'. Er volgt een vragende 'ja' zacht en vertwijfeld. Mary is alleen. Ze komt naar de deur. Gebogen en langzaam. “Oh hallo. Harry komt er zo aan. Ga maar vast zitten.”

Met de eerste vraag 'hoe is het met u' komt de verklaring. “Naar omstandigheden goed. Ik heb parkinson, vandaag is een goede dag. Tot nu toe dan, want het kan per kwartier verschillen.

Maar Harry komt er zo aan.”

 

Ze praat niet graag over zichzelf. Of ze is het niet gewend. En zodra Harry binnen is, is duidelijk waarom. Harry is aanwezig.

 

Hij praat zo makkelijk. Zoveel woorden als hij in een minuut kan stoppen, zoveel werk komt er uit zijn handen. “Ik word elk moment geplaagd door mijn denkbeeldige muze. Het is een plezierig gevoel dat de ideeën maar blijven komen." Zijn lange dunne lichaam beweegt gemakkelijk en contstant. Zwierig gaan zijn armen naar boven met het woord 'ideeën'."

"Ik heb dat van huis uit meegekregen. Mijn vader zat altijd tekeningetjes te maken. Hij had iets met stroom en tekende uitvindingen." Even imiteerd hij de houding van zijn tekenende vader. "Van hem heb ik de technische kant. Van mijn moeder het creatieve."

Mary zit rustig naast hem. Of zit ze helemaal niet rustig? Doet ze krachtig haar best om de kromme rug rechter te maken? "Mijn oudere broer zat al op de academie, toen ik nog jong was. Hij leerde mij buiten schilderen. Op school kreeg ik klassiek tekenen. Er was een stapel plaatjes, daar moest je er één uit kiezen om hem précies na te tekenen. Het was voor mij een sport om mijn tekeningen in die voorbeeldstapel te krijgen en de orginele eruit te halen.”

“Zo goed was hij nou.” Haar hoofd komt omhoog. De glinsteroogjes verraaden de plagende spot.

 

Harry ratelt door over zijn docentschap aan de academie van Tilburg van '73 tot '98. Over hun twee kinderen. Selfmade women Margo. Vernoemd naar Margot Fonteyne. Ze is vormgever. En zoon Ysogo – vernoemd naar de man met het gouden hart Grysogonos- maakt meubels van hout.

Over dat hij (Harry) geen tijd heeft om dingen uit te vinden, maar wel een map met uitvindingen heeft. Over zijn geloof in het heelal, maar niet in de bijbel. “Het is maar een boek. Een boek dat uitgevonden is door de mens. Een olifant heeft niks met de bijbel, maar die leeft toch ook fijn.”

En daar is Mary weer.”Dat weet jij toch niet.”

Harry moet lachen. Slaat een arm om haar heen. Dan gaat hij rustig verder. “Een beetje relativeren zou goed zijn voor de mens. Wat pretendeert een mens dat hij denkt macht te kunnen uitoefenen? Kijk naar Charlie Hebdo. Ik zou wel zo een kunstenaar willen zijn. De beelden zitten in mijn hoofd, maar mijn werk is te abstract. Ik heb wel een banier gemaakt. Bij binnenkomst moet je over die banier heenstappen. Je struikelt als het ware over een drempel van vrijheid.”

 

Mary schenkt koffie in en pakt koekjes. Het gaat heel langzaam. Ik moet de neiging onderdrukken om het niet voor haar te doen. Het gaat misschien langzaam, we hebben allemaal warme koffie en koek. “En Mary speelde piano.” zegt Harry opeens. De aandacht op zijn vrouw vestigend. “Op gezelligheidsniveau”, antwoord ze. Harry komt er gelijk achteraan: “Doe jezelf niet tekort. Jij hebt het conservatorium gedaan en lesgegeven.”

Mary vindt het niet de moeite waard. “Ik vind mezelf geen kunstenaar. Ik luister muziek. Er komt hier vaak een vriendin en dan analyseren we stukken. We kiezen een stuk en gaan verschillende uitvoeringen vergelijken. Ik ben passief met kunst bezig. Al is het een hele inspannende activiteit.”

 

Mary kan niet meer spelen door de parkinson. Ze gaat naar concerten en luistert thuis. “Het is de bedoeling dat hier ook concerten gegeven worden. Dat zou perfect voor mij zijn. Deze ziekte houdt me de hele dag bezig. Ik ben een uur bezig om me aan te kleden. Ik kan de tijd niet vinden om naar Cécile te gaan luisteren.

En ik houd van Flamengo.” Een grote lach licht haar gezicht op. Ze staat op en loopt naar de door haar zoon gemaakte boekenkast en pakt een boek over Flamengo. “Die schoenen van die vrouwen. En die dans, het grijpt zo aan.” Haar gebogen hoofd, de schouders omhooggetrokken, de rug krom, maar haar ogen stralen bij het woord 'Flamengo'. “We zijn wel eens naar de Moskee van Cordoba geweest. Prachtig. Daar móet je heen. God Harry, waar is dat fotoalbum?"

Harry gaat zoeken, maar kan het vinden. “Dan doen we dat toch gewoon zo.” Hij pakt zijn ipad en googelt foto's van de Moskee. Daar neemt Mary geen genoegen mee. “Daar staan wij toch niet op?”

 

Ze kibbelen even verder en zien dan ons weer zitten. "Eten jullie een boterhammetje mee?" vraagt Harry terwijl hij al opstaat?

"Marianne en Cécile hebben ons al uitgenodigd, bedankt."

"Dan moeten wij gaan eten Mary. En je moet je medicijnen nemen."

Mary zat al klaar een rij pillen. We laten de twee achter. De stem van Harry gaat gewoon door.

 

 

bottom of page